Hoe korter de afstand tussen een datacenter en apparaten, hoe beter de connectiviteit en hoe minder vertraging (ook wel latency of latentie genoemd), wat een snellere verwerking van data mogelijk maakt. Dit is precies waar met Edge Computing gebruik van wordt gemaakt:
De data die Internet of Things (IoT) apparaten genereren, worden verwerkt door die apparaten of door een ander apparaat in de nabije omgeving. Op deze manier worden gegevens aan derand van het netwerk verwerkt, in plaats van door een gecentraliseerd systeem.
Dit komt niet alleen de snelheid ten goede, maar ook de beveiliging, omdat gegevens niet op een centrale locatie worden opgeslagen waar ze makkelijker gecompromitteerd kunnen worden. Ook scheelt het in de kosten, data dichter bij de plaats waar ze gegenereerd worden verwerken.
‘Edge’ is de fysieke locatie waar ‘dingen’ en/of mensen verbonden worden met de digitale wereld. Het is een vorm van gedistribueerde computertechniek en verwijst naar het uiterste punt van het netwerk. De verwachting is dat er steeds meer gedistribueerde systemen zullen ontstaan, omdat het gezien wordt als de technologie van de toekomst.
Bij Cloud Computing koop je capaciteit in bij een cloud provider, wat meestal goedkoper, veiliger en schaalbaarder is dan het hebben van eigen servers. De datacenters van dit soort providers staan echter niet bij jou in de buurt, wat invloed heeft op hoe snel gegevens verwerkt worden.
Dataverwerking met Edge Computing gebeurt juist zo dicht mogelijk bij de gebruiker, op het IoT-apparaat of een ander apparaat in de buurt. Dit maakt realtime verwerking van gegevens mogelijk, terwijl tegelijkertijd overbelasting van het netwerk voorkomen wordt. Edge computing is dus uitermate geschikt voor tijdkritische toepassingen, waar iedere duizendste van een seconde telt.
De vraag naar digitale diensten neemt alleen maar toe, waardoor er steeds meer datacenters nodig zijn. Edge Computing is dan een uitkomst. Daarmee wordt een gedistribueerd systeem gecreëerd dat rekening houdt met de lokale behoefte aan opslag en dat in contact staat met de IoT-apparaten aan de rand van het netwerk die zelf, lokaal, de data verwerken.
Een goed voorbeeld van Edge Computing is de zelfrijdende auto. Zo’n voertuig zit vol met sensoren die continu de omgeving aftasten. Al die informatie moet zo snel mogelijk verwerkt worden, bijvoorbeeld om te kunnen bepalen of de auto moet remmen of bijsturen.
In het algemeen kun je stellen dat Edge Computing vooral interessant is voor organisaties en producten en diensten die gebaat zijn bij een razendsnelle dataoverdracht, met nauwelijks vertraging. Denk onder andere aan de automotive sector, smart cities, de gaming industrie en telecom bedrijven die 5G uitrollen.
Bij het toepassen van Edge Computing is het belangrijk dat de IoT-apparaten over genoeg rekenkracht beschikken. Zo moeten slimme camera’s krachtig genoeg zijn om zelfstandig gezichtsdetectie algoritmes te draaien. Ook is het van belang dat je in staat bent om op afstand beveiligingsupdates uit te voeren en algoritmes aan te passen.